Persoonlijke verhalen van mensen die de oorlog mee hebben gemaakt.

Het verhaal van Piet Kop geboren 24-10-1934

Invasie 1940;

 De invasie 1940 staat mij nog helder voor de ogen ,de Duitsers vielen Dinteloord binnen vanuit de richting Stampersgat.

Met paard en wagen en handkarren trokken de Duitsers Dinteloord binnen, vooraf gegaan aan zingende bewapende  troepen.

Mijn broer Cees en ik wilde dit wel van dicht bij bekijken wat er aan de hand was.

Plots kwam er van de tegenovergestelde richting een Duits voertuig met sirene aangesneld.

Snel sprong ik op zij ,maar mijn broer Cees reden ze aan ,hij bleef versuft liggen aan de kant van de dijk.

Hij had een gat in zijn voorhoofd ,Ik pakte mijn zakdoek en hield deze op de wond ,deze was gelijk doordrenkt van het bloed.

Toen zag ik dat zijn been dwars onder hem lag maar ik besefte niet dat het gebroken was.

Een man pakte hem op en bracht ons naar huis.

Daar vandaan is hij naar het ziekenhuis gebracht..

Terugkeer van het front.

Twee ooms van mij ,broers van mijn moeder oom Giel en oom Kees, Zaten in militaire dienst en moesten Nederlands verdedigen.

Al snel was Nederland gecapituleerd.

Mijn opa en oma kregen bericht dat hun zoons vermist waren gemeld en dat de kans klein was dat ze het overleeft zouden hebben.

Dit was een grote schok voor opa en oma en de rest van de familie.

Na school ging ik naar oma om een boterham met stroopvet te scoren.

Maar ik moest eerst bidden voor oom Kees en oom Giel dat ze snel thuis mochten komen .

Buiten op de stoep ging ik mijn boterham op eten .

Een stukje verder stopte de lijn bus ,en wie stapte daar uit ? Oom Giel.

Snel rende ik naar binnen en riep naar oma ome Giel ome Giel ,Ik kreeg een draai rond mijn oren want ik  mocht daar niet mee spotten .En gelijk stapte oom giel binnen ,wat toen gebeurde was onbeschrijfelijk. Oma gilde huilde en vloog oom Giel rond de nek.

Zoiets had ik nog nooit meegemaakt.

Toen kwam opa vanuit de woon kamer wie invalide was en niet kon lopen, en zag oom Giel en opa stond op en slaakte een kreet van vreugde .Normaal zag ik opa als een chagrijnige man ,maar van dat moment ben ik hem anders gaan zien .

Na alle commotie en wat eten voor oom Giel vertelde hij over het front .

De verhalen die hij vertelde waren schokkend en kan ze nog steeds herinneren .

Na een week kwam gelukkig oom Kees ook thuis.

Mijn rozenkransjes die ik bad hadden geholpen..

Toen de Duitsers zich in Dinteloord in kwartierde hadden ze niet voor alle manschappen een onderkomen .

Dus werden er Duitse soldaten bij de burgers ondergebracht.

Bij ons thuis kwamen ook 2 Duitse soldaten in huis.

Ze heette Hans en Ewalt.

Ze kwamen in de  avond rond 18 uur bij ons binnen en vertrokken in de morgen om 4 uur weer .

in de avond kregen ze avond appel ,dan kwam er een Duitse officier bij ons in huis om de soldaten te inspecteren .

Heel fanatiek brachten ze dan de Hitler groet in ons huis.

De officier wilde dat wij dat ook deden maar dat weigerde mijn vader.

Toen begon die officier af te geven op ons koninklijkhuis ,mijn vader pakte daarop een mes uit de schuifla onder de tafel en stak deze met de punt in de tafel. Daarop reageerde de Duitser door zijn pistool te pakken en sommeerde mijn vader het mes weg te doen .

Ewald de Duitse soldaat pakt het mes en legde deze terug in de schuifla.

De andere avonden was er een andere officier voor het appel.

Met Hans en Ewald hadden we weinig last .

Hans vertelde dat zijn vader aan het oostfront zat .

Na enkele weken namen de duisters in de schuren bij de boeren hun in trek in de grote gebouwen in het dorp.

Het verzet .

Regelmatig kwamen verschillende mannen bij ons op bezoek ,waaronder oom Kees en oom Giel, Leen van est ,Kees Fierens ,Jan van kaam ,ome co en piet donkers.

Ze kwamen zogenaamd kaarten .

Mijn broer en ik sliepen in de bedstee met de deurtjes dicht.

Ze hadden wel kaarten op tafel maar er werd niet gekaart. Wij duwde dan voorzichtig de deurtjes van de bedstee open om stiekem mee te luisteren.

Al snel merkte ik dat er meer aan de hand was dan kaarten alleen .

Er werd stevig gerookt door de mannen ,daardoor schoot ik op een keer in een felle hoestbui.

Toen moesten we boven gaan slapen zodat we niet meer konden meeluisteren.

Er werd verder nooit over deze groep mannen gesproken ,ook niet onder elkaar.

Er werd door deze groep diverse overvallen gepleegd op een distributie kantoor.

Ook de postauto was een aantal keer het doelwit .Tevens werd een aanslag op de burgermeester gepland .Op de stoofdijk werd een Duitser dood geschoten .

Na de oorlog heb ik mijn pa gevraagd of hij dat gedaan had ,eerst ontkende hij dit maar na aandringen noemde hij de persoon.

Met de belofte deze nooit te noemen .

Inmiddels wisten de Duitsers dat er een broei nest van verzetsmensen in de molendijk zat.

Ze legde een cordon rond de molendijk en ons huis .

Ze bespieden ons en alles wat de Molen dijk in en af ging .

Na een tijdje stonden er gewapende Duitsers bij ons binnen .

Ze moesten mijn vader hebben ,mijn moeder werd vast gepakt en door elkaar gerammeld .

Ik en mij broer begonnen te huilen en mijn oudste zus had in haar broek geplast en moest overgeven van de spanning.

Ze namen mijn moeder mee en maakte ons duidelijk als mijn vader zich niet zou melden ze ons ma zouden dood schieten .

Toen wisten we nog niet waar ons ma naar toe werd gebracht.

Mijn zus vluchtte naar oma .

Oma ging naar oom Co ,een broer van mijn vader.

oom co ging op zijn beurt naar tante Bet, een zus van mijn moeder.

Daar was vader naar toe gevlucht .

Later is hij naar een boer in Moerstraten gevlucht.

Daar zaten meer verzetsmensen onder gedoken.

Enkele weken later brachten ze mijn moeder weer terug .

Al die tijd zaten ik en mijn broer bij de buren .

Mijn moeder was helemaal gebroken. Ze heeft ons omhelst en is naar bed gegaan .

Mijn moeder lag goed en wel op bed toen er 2 Duitsers binnen vielen en ma moesten hebben .Mijn zus zei dat ons ma ziek was ,maar ze stonden erop op ons ma te zien .

Ze zijn naar boven gegaan naar ons ma haar slaap kamer waarop ma verschrikkelijk begon te schreeuwen .

Ze moest haar trui uit doen toen zagen we hoe ze ons ma hadden toegetakeld ,ze was bont en blauw er was geen blank stukje huid meer te zien .

Toen ik dat zag werd ik zo kwaad dat ik 1 van die Duitsers aangevlogen en in zijn bil gebeten .Dat kwam me duur te staan want hij gooide me van boven aan de trap naar beneden ,waar ik een gebroken teen aan over hield .

Die teen is nooit meer goed gekomen en is helemaal scheef gegroeid.

Waarom die Duitsers eigen kwamen weet ik nog niet ,wel gaven ze een strip met pillen voor de pijn  .Ik heb ze weggegooid ,ik dacht dat ze haar wilde vergiftigen .

Een paar weken later zagen we de Duitsers vertrekken ,in de nacht gingen ze weg in stille trom.

Toen kwamen de geallieerden met hun bommenwerpers.

Mijn zus zat in de kippenren Ik stond tegen de zijgevel mijn moeder en Cees zaten in de schuilkelder .

De eerste bom zag ik vallen ,hij viel in de Voorstraat . De balken en scherven vlogen boven de kerk uit . Toen werd het muis stil. Even later begonnen ze opnieuw .

Toen hoorde ik een raar geluid ,het bleek een tank te zijn die kwam vanaf Stampersgat.

Die tank schoot toen een paar salvo's in de lucht en toen hielden de bombardementen op.

Na de tank kwamen de soldaten en enkele verzetsmensen Dinteloord binnen lopen .

De verzetsmensen kwamen als eerste het dorp binnen .

Ze kwamen echter niet naar huis maar gingen gelijk in het dorp de slachtoffers helpen van de bombardementen .

Dit waren wat hoofd punten uit de oorlog die ons regelmatig nog parten spelen in gedachten en nare dromen .

Helaas was dit maar een deel van wat er gebeurt is .maar het heeft ons leven voorgoed veranderd. Wij  kunnen  het niet vergeten .

 

 

 

Het vezetskruis van Pieta Kop-Ernest . Piet Kop

Tijdens de herdenking dienst van 75 jaar bevrijding heeft Burgemeester Van der Belt een toespraak gehouden. Hij vertelde met name over Emma Kop _Vriens. En Piet Kop

persoonlijk verhaal Bernard Musters.

Ten geleide van de redactie
Enige jaren geleden betrad Bernard Musters enigszins schoorvoetend de vrijwilligersruimte van museum ‘In de Drie Snoeken’. Bernard kwam informeren naar een boekje met
grijze kaft dat hij had gezien tijdens één van de tentoonstellingen die Heemkundekring
‘Het Land van Gastel’ had gewijd aan de Tweede Wereldoorlog. Het boekje – het zou
gaan om een boek van een onbekende SS-er met diens eedaflegging aan Hitler – hebben
we tot zijn en onze teleurstelling nooit gevonden. Desondanks had Bernard de weg naar
onze heemkundekring definitief gevonden en werd het ons duidelijk dat hij niet alleen
zeer deskundig was op het terrein van de Tweede Wereldoorlog, maar tevens zeer
bevlogen kon vertellen over zijn eigen oorlogservaringen. Op een goed moment bracht
Bernard zijn aantekeningen mee en samen met de redactie van het jaarboek zijn die
uitgewerkt tot onderstaand artikel.
De redactie van Heemkundering ‘Het Land van Gastel’ stelt Bernard graag in de
gelegenheid zijn persoonlijke herinneringen te vertellen.

 

De oorlogsherinneringen van Bernard Musters
Vrijdag 10 mei 1940
Oorlog. Het was een mooie voorjaarsdag. De oorlog breekt uit! Rond 4 uur in de nacht is
Nederland aangevallen door Duitsland. Als kind was ik me daar niet zo van bewust. Ik
zou zaterdag 11 mei 5 jaar worden en zondag was opoe jarig. Wat zou dat een feest zijn.
Maar het was anders. De burgerwacht en de luchtbescherming hadden de hele inventaris
van onze boerderij, gelegen aan de Noordzeedijk, als barricade op de dijk gezet.
Landbouwwagens, karren (treinen genoemd), ploegen, eggen, alles stond aan de dijk.
Zaterdag 11 mei
Mijn verjaardag. De eerste vluchtelingen komen,
want er was een advies om te vluchten. Het
waren oom Bernard Musters en Tante Anna
Hermus en Hendrika Sweere uit Zevenbergen.
Ook Janus Sweere, gehuwd met Catharina van
Baal uit Zwingelspaan komen aan.
Zondag 12 mei
Onbekende vliegtuigen met een zwart kruis komen overvliegen. We waren erg bang voor
bombardementen. Deze vrees hadden onze ouders overgehouden van de Eerste
Wereldoorlog en de vele oorlogsreportages – o.a. over Spanje – die te lezen viel in de
dagbladen en tijdschriften. Er kwamen toen veel vluchtelingen uit België langs. In het
weekend werden de barricades weer weggehaald en het leven nam zijn eigen weg weer op de boerderij.

Op 16 oktober 1940 werden enkele bommen op de suikerfabriek gegooid. Een dode en
twee gewonden waren het gevolg. Dat was vlak bij ons huis; dat was schrikken. Er zijn
bij ons contacten met het verzet. Die liepen via de eigenaar van de boerderij. Dat was de
familie J. Luykx, bankier aan de Molenstraat in Roosendaal en wonende op de Markt in
Wouw. Zijn chauffeur, vertrouweling en tuinman was Louis van Broekhoven uit
Welberg. Die was destijds ook chauffeur op de postwagen van de PTT en tevens lid van
de verzetsgroep Veraart in Steenbergen. Hij was ook betrokken bij de verzetsgroep van
pater Alphonsus Averdieck in Roosendaal. Tevens was hij een bekende van Walraven
van Hall, over wiens verzetsdaden een film is gemaakt: De bankier van het verzet (2018).
Vanaf de boerderij worden er zaken geleverd, verhandeld en geruild: tarwe, erwten,
aardappels, boter, oliezaden, vlees, melk. Ook wordt er elektriciteit (krachtstroom) voor
huishouding en bedrijf aangelegd en komt er een telefoonaansluiting; die kwam er vooral
bij mensen die Nederland een warm hart toedroegen. Bij de suikerfabriek wordt een
elektromotor geleend om in stilte te kunnen dorsen. Er wordt ook veel geruild met
schippers bij de suikerfabriek. Deze mensen kunnen op verschillende plaatsen soms weer
aan andere artikelen komen, bijv. fietsbanden enz. in ruil voor voedsel. Wij kinderen
weten van niets. Onze ouders en andere mensen, die hiermee in contact komen, moeten
onder ede verklaren, dat zij van niets weten en niets zullen doorvertellen over deze
zaken.
Jantje Gabriels, inwoner van Stampersgat komt met zijn varende kist om te vissen in de
kreek. Ik ging dikwijls met hem mee, dat was leuk.

10 mei 1942
Groot feest. Ik heb mijn eerste H. Communie gedaan. Het was een mooi feest met de
familie. We bakten zelf ons brood en koekjes. We hadden eigen gekarnde boter. Er was
ook kip en vlees van het varken. De kinderen op het feest kregen sinaasappelranja, wat

een feest! Mijn cadeautjes waren een rozenkrans, beeldjes, een wijwatervaatje en
schilderijtjes.
30 en 31 mei 1943
In de vroege ochtend werden wij gebeld, dat er een vliegtuig was neergestort bij mijn
oom Kees op het land. Deze dag zou mijn neef Jan zijn communie doen en daarna is het
feest. Hierbij was ook pastoor Lips van
Stampersgat aanwezig. Deze heeft de
kisten gezegend in het bijzijn van een
Duitse Erewacht een feest! Mijn cadeautjes waren een rozenkrans, beeldjes, een wijwatervaatje en
schilderijtjes.

Duitse Erewacht. Mijn broer en ik mogen mee gaan kijken en bidden. In een loods stonden 5 groene kisten
met rode omranding. Er stond ook een Duitse Erewacht bij deze kisten. Mijn vader gaf
ons toestemming om te gaan kijken.
De kinderen van ome Kees mochten
echter niet mee naar de Erewacht.

Later in het jaar gingen de Duitsers verdedigingswerken – de zogenaamde anti-tank vallen – aanleggen.
Mensen uit Walcheren, Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee werden geëvacueerd naar Brabant. Bij ons op de boerderij werd een gezin opgevangen. Het was P.
Munters met zijn vrouw Jans en hun zoon Willem van 20 jaar. De moeder van P. Munters
was er ook bij. Zij waren afkomstig van Oude-Tonge.
Duitsland begint ook gebrek te krijgen aan metalen. De klokken werden uit de kerktorens
gehaald. Hier op Stampersgat werd een surrogaatklok geïnstalleerd. Daardoor kon de
kerk zich toch laten horen.
Bij het 25-jarig priesterfeest van Pastoor Lips werden hem door de parochie twee nieuwe
communiebanken, met vier in brons gegoten voorstellingen, aangeboden. Dit brons was
van de suikerfabriek, dat op een of andere manier aan de aandacht van de Duitsers was
ontsnapt.
In de zomer van 1943 komt Mgr. Hopmans, bisschop van Breda, het Heilig Vormsel
toedienen aan kinderen uit drie parochies. Dit waren Kruisland, Dinteloord en
Stampersgat. Boeren brachten met paard en wagen de vormelingen en hun ouders naar
Stampersgat. Na de H. Mis was er op de pastorie een koffietafel. De boeren zorgden voor
de extra lunchpartij! Door ons werden verschillende soorten brood, eierkoeken en
koekjes uit onze eigen bakkersoven geleverd. Elke week werden er een of twee broden
bij de pastorie afgeleverd. Anna, de dienstmaagd, nam ze in ontvangst en dan kregen wij
een prentje met een of ander religieus voorstelling.
De aanleg van de Tank val op Stampersgat in 1942-1943
Ook in Stampersgat lieten de Duitsers verdedigingswerken aanleggen langs de bekende
Derriekreek die rond de Eerste Kruisweg/Noordzeedijk in de Prinsland  Polder lag op
het grondgebied van de gemeente Dinteloord en Prinsenland. De anti-tank wal werd in
de volksmond tank val genoemd. Met de werkzaamheden daaraan werd begonnen in het
voorjaar van 1942.

De tankval liep naar de plas bij het molentje – dat is nu de Kreekweg achter het sportveld
– en dan terug naar de Eerste Kruisweg. Achter de tank val zouden loopgraven komen.
Bij het werk werden kruiwagens gebruikt, die waren voorzien van een antislip-voorwiel
om te voorkomen dat ze van de planken zouden afglijden. Ook een smalspoorkipkar
kwam er aan te pas om de grond uit te graven en te verplaatsen. Alles handwerk! Het
eerste traject van 10 meter breed, was van 1 tot 3 meter diep uitgegraven. Het
polderbestuur, de Suikerunie en de betrokken boeren, onder wie mijn vader, hadden er
belang bij dat de tank val de Oude Kreek zou volgen. De S.S. Gefreiter J.C. Hettema – die
eerst bij hotel Geerts of Bus was ingekwartierd en later bij Verhoeven – heeft zich hiervoor
ook sterk gemaakt. Hij had weg- en waterbouw gestudeerd. Van ons kreeg hij ook eten
toegestopt. Na de oorlog werd hij vrijgesproken.
De oude Prinsland polder had een betere aanvoer van water bij het gemaal. De Duitsers
waren tevreden omdat het werk ook de tank val camoufleerde. De betrokken boeren
konden later hun landerijen weer in de oude staat terugbrengen. Het verzet was blij, dat
de werken vertraagd waren. De bedoeling van de tank val was om een eventuele
tankaanval door de Geallieerden langs de route vanuit Zeeland, te voorkomen.
In het voorjaar van 1944 kwamen er palen op de akkers om er voor te zorgen dat er geen
vliegtuigen konden landen. Ook kwamen er loopgraven langs de dijken en bij de
“slikput” van de oude suikerfabriek.
Mensen uit heel Nederland werden aan dit werk gezet. Zelfs de brandweer uit Oud
Gastel moest met zijn nieuwe brandweerwagen water komen pompen bij de werken. Het
weiland, bij ons naast de Kreek, werd omgeploegd. De graszoden moesten dienen om de
tankvalkant te verhogen en te verstevigen. Daarachter werd modder en klei gestort.
Beschoeiingen werden met de hand gemaakt. Boeren uit Stampersgat en uit de omtrek,
moesten met paard en wagen palen uit de dennenbossen in Wouwse Plantage gaan halen.
Personeel, dat aan de tank val werkte werd ondergebracht in de loodsen van de latere
Staalunie. Anderen kozen voor een kosthuis bij o.a. Piet van Sprundel en Koosje
Rombouts. Kruiwagens en planken werden geleverd door de Heidemij Nederland.
Op 1 november 1942 was er door de Heidemij met hulp van Stoof Breda een stoomkraan
aangevoerd, die met kolen en hout gestookt werd. Hout en cokes waren niet de meest
geschikte brandstoffen voor de stoomkraan; die was gewend aan veen en turf. De kraan
is na de winter van 1943 in actie gekomen op het traject ten zuiden van de Groeneweg op
Stampersgat. Ook werden er tijdens het werk nog twee kleine bootjes gevonden,
ongeveer op de plaats waar nu de rotonde is. Overal in Stampersgat werden daarna ook
loopgraven en mitrailleurstellingen gemaakt. In het centrum kwam er ook een grote
bunker. De bevolking van Oud Gastel en Stampersgat werd gesommeerd en schriftelijk
opgeroepen er hun bijdrage aan te leveren. De boeren met hun paarden en karren en de
mannelijke bevolking met hun arbeid en schoppen en kruiwagens. Dat dit niet van harte
ging was begrijpelijk. Zelfs Mr. Henri Mastboom kreeg zijn oproep thuis. Maar
uiteindelijk hoefde hij niet te komen werken. Dit werk had ook grote invloed op de
Stampersgats samenleving. De jonge mannen en ook de jonge Duitse soldaten zocht en in de weekenden ontspanning. Er werd gesport en gedanst en er kwamen verkeringen
tot stand. Dat viel niet overal in goede aarde.
Ondertussen ging thuis ons boerenbedrijf gewoon door.
Al voor de oorlog in 1938 was er een pootaardappelopslag gebouwd op ons bedrijf. Wat
werd er zoal nog meer verbouwd? Ons bedrijf was een akkerbouwbedrijf, dus vooral
tarwe, haver, pootaardappelen, consumptieaardappelen, koolzaad, blauw maanzaad,
vlas, een stuk klaver voor de paarden en voor het zaad (Roosendaal rode klaver),
erwten en uien.
Er werd ook aan stamselectie gedaan. Van het vlas werd linnen gemaakt. Koolzaad was
voor de olieproductie. Maanzaad ook voor olie en medicijnen. Erwten werden verbouwd
om rijp te winnen en te verkopen. Uien werd geleverd en gebracht door de boeren van
de Zuid-Hollandse eilanden, zoals door P. Munters.
Onder oorlog kwamen er jongens van boven
de rivieren. Ted en Ino van Moorsel uit de
Boekhorststraat in ’s-Graven-Hage kwamen
tijdens de schoolvakantie bij ons logeren om
op het Brabantse land weer op krachten te
komen.
Aan het begin van de oorlog bij ons via de firma Brinkman en Niemeyer N.V. een
Amerikaanse trekkers geleverd. Het was een Massey-Harris met elektrische starter en
met een riemschijf en 3 versnellingen
vooruit en 1 achteruit. Hij had geen
aftak as.
Van de firma Van Driel en Van Dorsten
kwam een grote pakken-draadpers. Die
werd ook nog gebruikt voor het persen
van pakken voor de noodvoorziening
voor de kerk.
Kinderspellen in de oorlogstijd.
In de zomertijd werd er in de Kreek op Stampersgat gebaad en gezwommen gezwommen. Heel het
jaar door gingen we vissen en dan vooral stekelbaarsjes vangen. Met de boot van Jantje
Gabriels werd er ook met garen en fuiken gevist. De buit was voorn, zeelt, baars, snoek
en paling. Dit was allemaal lekkere vis uit mooi zuiver water. Er was altijd verversing
van het water door het gemaal van de polder.
Een stadsjongen op klompen:
Ino van Moorsel uit Den Haag op het paard
van vader Musters
De Massey-Harris met
Kees Schijvenaars op de tractor en
Janus Paantjes op de pikmachine
In de winter werd er op de Kreek ook geschaatst en met priksleetjes gespeeld. Op de dijk werd er geslidderd en met de slee de dijk afgegleden. We speelden op de weikes van Van Bavel. In de wei of op het erf werd er gevoetbald met
zelfgemaakte ballen van papier, bullen, touw en elastiek van kapotte fietsbanden. Bij het
voetballen gingen de kappen van de houten klompen nogal eens verloren. Er werd ook
met hoepels en oude fietswielen gespeeld, dat noemden we “repen”.
Ook bij het meehelpen bij het werk op het land, deden we spelletjes. Het hooi en de klaver
werden op “hopen” gezet, waarbij ruiters – een soort stokken – werden gebruikt. Ook bij
het oogsten van de erwten deden we dat. Na het pikken van het graan, moesten de
schoven rechtop tegen elkaar worden gezet in “hokken”. Het vlas werd met de hand
geplukt en in hopen of “tollen” worden gezet. Hier kon je veel spelletjes bij bedenken.
Het verdere verloop van de oorlog op Stampersgat
Na het vrij rustige begin van de oorlog, begon na de aanleg van de tank val het einde te
naderen en de onrust toe te nemen. Er werden bij dit werk ook razzia’s gehouden.
Meestal werd van te voren aangekondigd dat er iets verwacht werd. Er werden ook
sabotagedaden verricht, zoals dammen doorsteken, waardoor ze niet meer bleven staan.
Palen werden “aangepunt” of meegenomen voor kachelhout.
Het Duitse leger bleef echter paraat. Er waren hier veel jonge Duitsers en Elzassers
gelegerd. Ze werden dan flink gedrild en bij exercities konden ze prachtig zingen over
hun “Heimat”. In de aardappelbewaarplaats hebben ze eens geoefend met traangas. Het
was een prachtig gezicht voor ons kinderen: die soldaten met gasmaskers en betraande
ogen! Ze lagen ingekwartierd bij het oude schoolgebouw op de hoek Gastels Dijk/
Noordzeedijk.
Bij oefeningen in de Kruislandspolder voorbij de Prinsenbossen aan de Karhoeve in
waren tanks gelegerd. Eén ervan ging verloren. Die wou draaien op de weg en ging de
sloot in. Die sloot had een ondergrond van veen en de tank zakte daar in weg. Bij het

bergen vloog de tank in brand en brandde totaal uit. Dit werd gadegeslagen door een
man met een schildersezel bij de oude boswachterswoning die daar stond bij de
Prinsenbossenweg.
De bevrijding nadert: 5 september 1944
Dolle dinsdag. De geruchten gaan dat Breda bevrijd is. Hier en daar gaat de vlag uit. Het
Duitse leger is op de vlucht. ’s Middags herstelt het Duitse gezag zich weer en laat zich
krachtdadig gelden door zich te laten zien en door op te treden. Er wordt gemeld dat ook
op vlaggen is geschoten.
Engelse vliegtuigen voeren regelmatig beschietingen uit rond de fabriek. Er wordt
geschoten met mitrailleurs en een licht boordkanon. Dit kon worden opgemaakt uit de
hulzen van de gebruikte munitie. In de loop van deze dagen kwamen op onze boerderij
2 Duitse militairen uit de Elzas aan. Ze hadden geen wapens bij zich. Deze gaven aan dat
ze uit het leger wilden deserteren en vroegen om te overnachten. Ze durfden niet
permanent te blijven. Dat was maar goed ook! Zij vertelden, dat ze in Caen in Frankrijk
hadden gevochten.
Er kwamen echter meer van dit soort lieden aan de deur, o.a. een Duitse paratroeper met
fiets – wel gewapend – en een sjaal om van parachutezijde. Hij was heel nieuwsgierig.
Hij vroeg, waar ons vader was enz….. Wij mochten niet meer in de schuur. Hij gaf zich
uit als deserterende Duitser, maar volgens ons vader werkte hij voor het ‘Sonder kommando-Feldmeijer’. Dit was een pro-Duitse groep, die veel onschuldige Nederlanders heeft vermoord. Feldmeijer had de leiding van de Germaanse SS in Nederland,
die de zogenoemde ‘Silbertanne’-moorden pleegde.
Regelmatig krijgen we beschietingen.
Op 17 september 1944 komt de geallieerde luchtlandingsvloot – op weg naar Arnhem –
over. Honderden vliegtuigen met paratroepen en met zweefvliegtuigen, die werden
getrokken door andere zware vliegtuigen. De vlieghoogte was soms maar enkele
honderden meters. Het leek bijna alsof ze voor bomen en gebouwen nog omhoog
moesten. Er werden enkele vliegtuigen door het Duitse afweergeschut geraakt; die vielen
neer bij Dintelsas bij Heijningen. Later kwamen de vliegtuigen terug omdat ze hun lading
hadden gelost. Nu vlogen ze veel hoger. Maandag 18 september kregen we een herhaling
van de luchtlandingenaanvoer van de geallieerden. Daarna kregen we regen en mist. Dat
maakte de activiteiten in de lucht moeilijker.
Onze Elzassers keerden ook weer veilig terug. Ze werden ontvangen als vrienden. Het
was echter steeds oppassen voor verraders en andere personen. Ze werden gescreend
door iemand uit het Brabantse verzet, maar zijn naam moest onbekend blijven. Dit was
een verzetscode. Enkele dagen later zijn ze ’s avonds rond zeven uur opgehaald door een
man of tien, gewapend en al, op de fiets. Zij gedroegen zich als leden van de Landstorm.
Zij hebben deze mannen ondergebracht op verschillende boerderijen en hen papieren en
kleding bezorgd. Bij de bevrijding hebben wij ze weer ontmoet. De afspraak met het
verzet was dat zij een dag na de bevrijding pas overgeleverd zouden worden aan de
Geallieerden. Het kon gevaarlijk worden voor deze mensen. Ze konden worden
aangewezen als spion of zelfs door de SS-ers worden vermoord.
Eind september, begin oktober 1944
We krijgen inkwartiering op de boerderij van een verzorgingseenheid van de SS-groep

Herman Goering. Eerst kwam er een gewonde jonge Duitser van ongeveer 16 jaar en ook
lid van de SS, met paard en wagen als kwartiermaker. Zo werd op dat moment in de
oorlog de aanvoer van etenswaren en munitie door het Duitse leger geregeld. De
jongeman wilde een extra paard vorderen. Even later kwam een oudere Duitser, een
foeragemedewerker, op onze boerderij aan en hield hem tegen. Hij zei tegen de jonge
Duitser: “Weg jij, onmiddellijk vertrekken!” en die vertrok weer met zijn paard en wagen.
Later is deze wagen teruggevonden in Willemstad met voedsel, wapens en munitie (zie
foto in: Operatie 'Rebound'. Bevrijding van de Westhoek).
’s Avonds komen er enkele auto’s en twee vrachtauto’s met een keukenwagen op onze
boerderij aan. De sterkte van de groep was ongeveer 50 mensen, zonder wapens. ’s
Nachts gingen de vrachtwagens naar het front aan de Nederlandse grens bij Putte,
Ossendrecht en Woensdrecht. Deze soldaten hadden volop vlees. Koeien werden
geslacht in de schuur. Ze hadden ook volop conservenblikken en zuurkool. Brood en
kuch werden aangevoerd. Er werden uitstekende maaltijden bereid. Deze troepen kregen
een paar dagen rust om daarna weer terug te gaan naar het front. Er werd verder
gewassen, geschoren, gepoetst, wonden verzorgd enz. Soms gingen ze voor eigen
veiligheid weer ergens anders heen. Ze bleven nooit langer dan 2 à 3 dagen.
In de tweede week van oktober kregen we Fritz Jacksche, ritmeester van de Pantsergroep
24 Sturmgeschütz op bezoek. Een Duitse rups met zware mitrailleurs, vier ‘Sturm geschütze’ en twee tanks. Zij installeerden zich in de schuur. Er werd onderhoud
gepleegd aan het materieel. De soldaten wasten en verzorgden zich en dronken veel
‘Glühwein’ om zich op te warmen. Na een paar dagen vertrokken ze weer. Ze hadden
geen munitie bij zich en hadden eerder bij Woensdrecht slag geleverd.
In die tijd werd er aan het eind van de Brugstraat een noodbrug over de Mark gebouwd.
Dat werk werd gedaan door krijgsgevangen Georgiërs en Armeniërs. Ze lopen dagelijks
op en neer naar Dinteloord en sommigen naar Welberg bij Steenbergen.
Misleiding van de geallieerden met fatale gevolgen voor Breda!
Half oktober kregen we bezoek van een groep strategen van het Duitse leger. Ze bestond
uit officieren en onderofficieren en lijnwerkers. Ze eisten een plaatsje in het woonhuis en
namen uiteindelijk genoegen met de opkamer en een andere kamer. De gewone soldaten
sliepen in de schuur. De groep bestond uit 25 tot 30 personen.
Op 13 oktober 1944 bombardeerden de geallieerden het kuuroord ‘Bad Wörishofen’ in
Breda. Hierbij kwamen 27 patiënten en personeelsleden om. Dit was echter een grote
vergissing. Het bombardement door Typhoons van de RAF was bedoeld voor het
hoofdkwartier van het Duitse 67e Legerkorps. Dat was gevestigd in Villa Marckendael,
evenals ‘Bad Wörishofen’ gelegen aan de Duivelsbruglaan te Ginneken, aan de rand van
Breda. Men dacht daarbij de staf van het 67e Legerkorps uit te schakelen, maar de
bijeenkomst was echter bij ons op de boerderij. In de gang stond een schildwacht. Het
gesprek van de staf vond plaats in de opkamer, een betere plaats om te controleren op
afluisteren was er niet! De Duitsers gebruikten onze telefoon en de kabels van het nabijgelegen transformatorhuisje van de PNEM. Behalve de staf was ook aanwezig Fritz
Jacksche van de Schil-gevechtsgroep, een ritmeester van de Einhorn-Gruppe van de
zware pantsers en waarschijnlijk Lijklema van de groep van Feldmeijer; hij was in
burgerkleding.
Tijdens hun verblijf werd er een inspectie uitgevoerd in West-Brabant door de Duitse
generaal Diesel van het hoofdkwartier Dordrecht. Hij kwam ook bij ons op de boerderij.
Zijn auto werd onder de grote kastanjeboom geparkeerd. Om een betere aftocht mogelijk
te maken, kregen de West-Brabantse polderbesturen opdracht om wegen, gemalen en
pompen in orde te maken.
Tussentijds gaan de beschietingen rond de suikerfabriek gewoon door. Ook komt er
regelmatig bezoek van het ‘Sonderkommando Silbertanne’ of “Sprengkommando’. In
deze periode worden ook de explosieven in de wegversperring aangebracht met zo
genoemde “asperges” en niet met een muur, zoals elders. Die “asperges” waren al
aangelegd bij het maken van de tankval. De duiker onder het gemaal wordt niet
ondermijnd. Het Duitse leger vermoedt een snelle aftocht. Het leger stelt niets meer voor.
Zij hebben geen voorraden meer. Alleen verwarring kan de opmars der geallieerden
vertragen. Dit gebeurt met vervalste berichten, zoals die van de ‘Groep Albrecht’. Wij
krijgen informatie over hoe we moeten handelen als de explosie op de dijk plaats zal
vinden. Dat is: ramen openzetten. Het ‘Sprengkommando’ overnacht regelmatig. Zij
hadden dozen met snoep achter in de auto, bedoeld om kinderen te verleiden
inlichtingen te geven.
De laatste dagen vóór de bevrijding.
Woensdag 25 oktober 1944 krijgen we weer bezoek van een gevechtsgroep Schil met 2
tanks, 4 Sturmgeschütz en 1 Volkswagen Kübelwagen met een Spandau-machinegeweer
er op. Tegen de avond komen ze allen het erf van onze boerderij op. Omdat ze hoopten
op vernieling van de suikerfabriek, zorgden dat ze daar uit de buurt bleven.
Er moet direct gewerkt worden. Alle soldaten krijgen een bezem en moeten de sporen
van de tanks uitwissen. Ze vegen in een visgraatpatroon, zoals op zaterdags het erf wordt
geveegd. Men had informatie uit het hoofdkwartier van de geallieerde leger. Er zouden
foto’s gemaakt worden door vliegtuigen. Ze eisen een groot deel op van het woonhuis.
Wij mogen in de voorkamer, samen de evacuees uit Oude-Tonge. Er moet weer warme
wijn aan te pas komen met veel suiker.
Donderdag 26 oktober
Om 10 uur komen de vliegtuigen over om foto’s te nemen. Daarna krijgen we mistig
weer. De pantserluchtverdedigingstank wordt naast de schuur in stelling gebracht. Tot
grote opluchting geen vliegtuigen en ’s avonds gaat de tank de schuur weer in. Fritz
Jacksche, de leider van de groep, was de gehele dag weg om samen met een groep
soldaten en zijn Kübelwagen met Spandau-machinegeweer naar Roosendaal en Nispen te rijden. Ze komen pas ’s avonds weer terug. Vrijdag 27 oktober
Het is de hele dag rustig. Er passeerden langs de Noordzeedijk 2 Duitse Kübelwagens en
een vrachtwagen met stalen kap en vol antennes richting Dinteloord. Fritz Jacksche groet
de groep en zegt dat dit ons beste wapen is. Daarmee bedoelde hij het “elektronische
wapen”, de stoorzender van de berichtgeving van de geallieerden. ’s Avonds is het vrij
rustig. Wij proberen ons warm te houden. Er is ook nog gebakken die dag. Morgen zou
mijn broer jarig zijn.
Plotseling komt de leider van de ‘Groep Jackse’ bij ons de kamer in en maakt een praatje.
Als onderdeel van een stuk psychologische oorlogsvoering, vertelt waar hij de afgelopen
dag is geweest. Hij vertelt ook over de vernielingen die waren aangericht en dat de kerk
van Wouw ook was vernield. Vol trots vertelt hij hun tactiek en dat veel geallieerden
gevangen genomen zijn. Door de ‘Silbertanne Gruppe’ – jongens van de Nederlandse SS
– werden sabotagedaden gepleegd in bevrijd gebied om de opmars te ontregelen. Ze
gaven zich vaak uit als verzetsmensen. De leider van de Jackse-groep gaf ons de raad om
de boerderij te verlaten en achteraf gezien had hij daar groot gelijk in.
Na nog eens hun aanvalslied te hebben gezongen en hun stampende laarzen luid te
hebben laten klinken, vertrekken ze tegen acht uur ’s avonds met hun materiaal richting
Dinteloord. De nacht verloopt rustig, de dijk werd niet opgeblazen.
Zaterdag 28 oktober
Onze Piet is jarig, maar er is geen feest! Ons moeder probeerde er nog iets van te maken.
Er wordt ook weer warme wijn gemaakt tegen de kou. We krijgen ook extra kleding tegen
de kou en als er brand uit zou breken of als we moesten vluchten. In de verte horen we
het oorlogsfront naderen.
Zondag 29 oktober
We zijn toch nog naar de kerk geweest. Het oorlogsgeweld komt dichterbij. Rond het
middaguur komt de bevoorradingswagen van het Duitse leger. Verder blijft het weer
rustig.
Blijkbaar waren de Duitse instanties, de SS en het Duitse brandweercorps op de hoogte
van de aanvalsplannen van de geallieerden. Zij stuurden hen valse informatie door over
hun eigen troepensterkte, bewapening en verdediging van de suikerfabriek. Die werd
sterk overdreven, terwijl er niemand was. Stampersgat werd echter wel zwaar getroffen.
Maandag 30 oktober
Oud Gastel werd in de loop van die dag bevrijd. Op Stampersgat bleef het ’s morgens
nog rustig. Tegen half vijf ’s middags kwam er 2 tanks, 2 Sturmgeschütze en een 100mm
geschut met 20 soldaten over de dijk die zich opstelden rond de Gastelsedijk West en
enkele salvo’s lieten horen.
Om half zes werd de suikerfabriek beschoten. Wij zijn toen naar de schuilkelder gegaan.
Deze schuilkelder zou veilig zijn voor geweervuur, maar was echter niet berekend op
artillerie en mortiervuur. Onze overburen waren nog eerder in de schuilkelder dan wij
met ons gezin en de familie Munters uit Oude-Tonge. Wij zaten als haringen in een ton.
De Duitse artillerie liet ook van zich horen. Er waren enkele zware ontploffingen in de
buurt. Om half negen zou Stien nog melk voor ons halen uit de bijkeuken. Even later sloeg een zware granaat in. Een gedeelte van de melkbus sloeg stuk, maar Stien had
geluk. Ze werd opgevangen door twee Duitse soldaten. Zij was niet gewond. De
beschietingen duurden de hele nacht.

Dinsdag 31 oktober
’s Morgens was het even rustig. Veel bewoners van Stampersgat vluchtten de polder in.
De beschietingen gingen door. Tijdens de volgende pauze zijn we naar de kelder gegaan
van de familie van Dijk. Die was in het midden van het huis, de zoldering was gestut. Ze
hadden ook bedden aangebracht, zodat we konden liggen. De familie van den Berg
brachten hun huisraad, inclusief harmonica bij ons in de aardappelbewaarplaats. De
beschietingen van de fabriek gingen nog steeds door. Wij bevonden ons midden in het
gebied waarop deze artillerie- en mortierbeschietingen waren gericht.
Woensdag 1 november
Het vuren verstomde. Rond 8 uur ‘s morgens vonden de Duitsers het tijd om hun wapens
terug te trekken. Heel stil, met zo min mogelijk lawaai, vertrokken ze richting Dinteloord.
Rond 10 uur kwamen een paar Duitsers naar de kelder.
Even later begon de Engelse luchtmacht weer met de aanval op Stampersgat en de
suikerfabriek. Bij deze aanval hadden de Engelsen het vooral gemunt op de verlaten
posities van de tanks op de Gastels dijk West. Ook de ruimte tussen de huizen en de
afritten bij Bartje Goorden werden beschoten.
Van woensdag op donderdagnacht werden er traumatische beschietingen uitgevoerd,
het zogenaamde trommelvuur. Duizenden projectielen ontploften in de omgeving. De
scherven vlogen ons soms ronde de oren. Bij deze beschietingen is ons moeder nog licht
gewond geraakt aan haar hand. Wat een geweld! Fluitende projectielen kwamen dikwijls
dichtbij en vielen met een ratelend geluid neer. In onbalans geraakte projectielen maakten
een heel apart geluid.
Donderdag 2 november
De beschietingen gaan nog steeds door. Tegen 10 uur ’s morgens komen er Duitse
officieren van de ‘Herman Goering-troepen’ in de kelder. Wij krijgen opdracht
onmiddellijk te vertrekken. Zij waren bezig met het inrichten van een hinderlaag voor de
geallieerden. Daarbij was ook onze boerderij betrokken. Wij zouden de polder ingaan.
Net toen we vertrokken, kwamen er 2 SS-ers van het Sprengkommando aangereden.
Volgens mij waren ze op weg naar de stafbijeenkomst in het Mastboomhuis om 11 uur.
Bij de suikerfabriek lagen er al koeien dood in de wei. Volgens mij waren die dieren niet
omgekomen door granaatvuur, maar waren ze moedwillig gedood om de Nederlanders
zoveel mogelijk schade toe te brengen. Dit gebeurde niet alleen bij ons, maar overal in
Nederland.
In de polder aangekomen, werden wij opgevangen door mensen uit de buurt, ook de
familie Munters was er bij. Ze waren blij dat we levend uit die hel kwamen. Het praatje
ging al, dat we dood zouden zijn.
De bekende priester Jan Dellepoort uit Stampersgat had al contact gezocht met de
geallieerden. Hij dacht, dat er nog Duitse versterkingen zouden komen, maar die
kwamen er niet! Wij kwamen terecht op de boerderij van de familie Veraart. Daar
ontmoetten we ook de drie Elzassers, die gedeserteerd waren. De aan- en afvoer met
paard en kar van het Duitse leger zagen we ook omdat die vanuit de boerderij van
Vervaart plaats vond. Wij waren ondergebracht in de paardenstal, waar het rustig was.
Stien werd ingeschakeld om eten te maken. Wegens gebrek aan bestek, maakten we dat
zelf van kachelhout.
Vrijdag 3 november
‘s Morgens gaan vader, broer Piet en Willem Munters op onze boerderij kijken. ’s Nachts
waren er zware beschietingen geweest. Voor drie paarden en nog wat ander vee, kwamen
ze te laat om de dieren nog te helpen. De overige dieren werden de boerderij in gedreven, waar het veilig voor hen was.
Toen ze terug kwamen, waren ze erg
aangedaan door het verlies aan dieren
en de grote verwoestingen op de
boerderij. De Duitsers vermoedden deserteurs in de polder en daarom moesten rond het middaguur alle mannen
naar buiten komen. Zij vonden echter
geen gedeserteerde soldaten. Elders in
de polder vonden ze die wel; daar werd
geschoten.
‘s Middags werd Stampersgat weer
gebombardeerd met brisant- en fosforbommen. We hoopten, dat de bevrijding snel zou komen. Het was koud. Eten was een
groot probleem, omdat we in de polder van alles verstoken waren en dat duurde al vijf
dagen. Drinken haalden we uit de regenput.
In de avond en nacht werd er niet zo veel geschoten met zware wapens. De Engelse
infanterie kwam in actie met lichte automatische wapens. De Duitsers stoorden wel de Engelse radio en vliegtuigverbindingen. We sliepen ’s nachts goed op het tarwestro in de
stal. Onze ouders zullen nog wel een schietgebedje gedaan hebben.
Zaterdag 4 november: Eindelijk bevrijd.
De dag van de bevrijding. ’s Morgens ging het gerucht, dat de Engelsen de suikerfabriek
hadden bereikt. Er waren mensen in de polder die naar huis wilden om hun bezittingen
veilig te stellen. Verschillende huizen waren gebombardeerd of kapot geschoten. Ons
vader, Piet en Willem Munters en Sjef Veraart wilden naar onze boerderij. Daar werden
ze door Engelse militairen ontvangen.
In de schuur lag een hond, die totaal in de war was. Die werd direct door de Engelsen
doodgeschoten. Daarna werd de schuur snel onderzocht. Alle deuren van de schuur en
de stallen stonden open. De varkens liepen op de mestput. In het woonhuis zaten zowel
Engelse als Duitse militairen. Bij onderzoek van de schuilkelder werden daar nog 3
Duitse militairen gevonden.
De familie Munters ging naar de zolder, om naar hun spullen te lijken, zoals bedden enz.
Hier was brand uitgebroken. Zij konden die tijdig blussen. Brandstichten deden de
Duitsers met pantservuisten. Ook op de boerderij van Schrauwen en op de suikerfabriek
hadden ze dat gedaan. Men deed dat om op deze manier de vijand naar buiten te drijven.
Mijn vader was naar het huis van de familie van Dijk gegaan. Het was half tien, toen daar
een zwaar vuurgevecht uitbrak. Ook op het terrein van de suikerfabriek vond een
vuurgevecht plaats. Na een half uurtje werd het stil. De soldaten waren allemaal
verdwenen, zowel de Engelsen als de Duitsers.
Noot van de redactie:
Wat zich in de voorafgaande uren heeft afgespeeld wordt volgens Bernard uitstekend en
waarheidsgetrouw beschreven op de pagina’s 115 (onderaan) t/m 120 in het boek: ‘Bezetting en bevrijding van Oud Gastel en Stampersgat 1940 – 1945’ geschreven door Jac Laros,
april 1990.
Op zolder was er weer brand uitgebroken door de gloeiende restanten van bedden,
dekens en vloerkleden. Deze zijn door het ramen naar buiten gegooid. De woning had
verschillende granaatinslagen. Kinderkoppen uit de dijk lagen op zolder.
Op onze boerderij lagen veel etensresten. Die waren van het verkenningspeloton van de
Engelsen die in een hinderlaag waren gelopen. Ze hadden al hun munitie verschoten en
waren door de Duitsers met de bajonet op het geweer gevangen genomen.
De Duitsers hadden de tafels in de gang gezet als schuilplaatsen. Vader kreeg van de
Engelse soldaten een pak koffie. Ook in de schuren van de suikerfabriek was brand
uitgebroken. Nadat de achtergebleven dieren in de boerderij waren verzorgd, zijn vader
en de anderen teruggekeerd naar de familie Veraart.
Nadat de Engelsen de suikerfabriek hadden gezuiverd, zouden ze ook naar de polder
komen. Rond half twee kwamen ze de polder in met ‘Bren-carriers’ en infanterie. Priester
Jan Dellepoort vond het prachtig, dat ze kwamen. Toen kon hij de drie gedeserteerde
Duitse soldaten aan hen overdragen. Dit was eigenlijk niet volgens de afspraak met het
verzet. Ze zijn naar Engeland overgebracht en er is later niets meer van hen gehoord.

Later – bij terugkeer op onze boerderij – vonden we nog veel sporen van de strijd. In de
stallen vonden we Engelse uitrustingstukken, zoals helmen, schoppen, veldflessen,
pioniersschoppen, patroontassen, draagriemen, ransels en een pak explosieven. Ook
lagen er veel hulzen van de brenschutters en een paar Engelse handgranaten bij de
regenbak en in het melklokaal. Ook van Duitse zijde lagen er rond de boerderij wapens,
geweren, handgranaten, gasmaskers, helmen, koppels en bajonetten. In de kamer en in
de keuken vonden we voedselresten, mokken en ‘mess-tins’ en bedden.
Zondagsmorgens 5 november
Pastoor Lips heeft een H. Mis opgedragen als dank voor de bevrijding. Dat gebeurde niet
in de kerk, want die was grotendeels verwoest. De mensen zochten hun huizen weer op
of wat er van over was. Er was veel oorlogsschade aan scholen en huizen, vooral aan de
Gastels Dijk West en het Achtereind West 1 en West 2.
Vader is weer naar de boerderij gegaan, de dieren moesten gevoerd worden. Ze zijn weer
allemaal op stal gezet. De beste paarden waren dood. Wat overbleef waren twee door de
Duitsers achtergelaten paarden. Eén was aan één oog blind en het andere – een luxe
Gelders paard – was doof geworden door het geweld van de Duitsers.
Ons moeder ging ‘s middags ook naar de boerderij. Het hele huis was overhoop gehaald,
maar er werd weinig vermist. Eén kostbaar bezit was weg: een pure wollen deken. Zij is
hem gaan zoeken en vond hem terug op een steenhoop bij de suikerfabriek. Ook ons
vader zijn zakhorloge, dat hij bij zijn plechtige communie had gekregen, was zoek.
Verder lag er een ongewapende burger Silbertanner dood in de sloot van het eerste
hoef pad. Hij had een luxe toilettas bij zich met een fraaie scheerspiegel, maar geen
zakboekje met gegevens. Later werd er bij het opruimen nog een sierlijk pistool gevonden
bij de mestput.
In ons huis is door mij ‘s maandags een zakboekje gevonden van een Nederlandse SS-er,
met een hakenkruis op de leren kaft. Die heb ik er afgescheurd. Later terug in de polder
heeft Jan Dellepoort, dat boek meegenomen. Het bleek een speciaal geschenk te zijn van
Hitler, dat werd uitgereikt aan SS-ers bij de eedaflegging aan de Führer.
De schuur van de boerderij was zwaar getroffen door de granaten. De zolders (tilten) met
graan en aardappelen waren naar beneden gevallen en alles lag door elkaar.
Maandagmorgen 6 november
Wij, de kinderen gaan kijken op de boerderij. We mochten niet in de schuur komen of in
de stallen bij de dode dieren. Wel in het woonhuis. We waren blij terug te zijn, al was de
woning ook zwaar beschadigd. Er lag nog ongebruikt voedsel in huis en dat lieten wij
ons goed smaken, want de laatste dagen was er bijna geen eten meer. Vader had enkele
mensen benaderd om de boel wat op te ruimen en om de dode dieren in de wei te
begraven. Daarna werd de bokkenwagen volgeladen met kleren en eten en gingen we
terug de polder in.
Dinsdag 7 november
Weer terug naar de boerderij. Er werd een kar – de trein - geladen met bedden en andere
spullen, die we nodig hadden, want we verhuisden naar familie; de boerderij was.

voorlopig onbewoonbaar. Stallen zouden gesloopt worden en de daken moesten
gerepareerd worden. Het hout van de stallen werd gebruikt om deuren en ramen te
dichten met planken.
Wij als kinderen zochten enkele uitrustingstukken, zoals helmen en gasmaskers van de
soldaten, om mee te spelen. Vader had het erg druk om alles te regelen, want ook het
land moest nog winterklaar worden gemaakt. De laatste suikerbieten moesten nog uit de
grond worden gehaald.
Het land zat vol gaten en het was gevaarlijk ploegen, want er lagen in en onder grond
granaten, die niet ontploft waren. Sommige granaattrechters waren ongeveer 1 meter
diep; die werden eerst met de schop dicht gespit. De paarden werden bij elke granaattrechter uitgespannen, vervolgens werd er een ketting vastgemaakt tussen de paarden en
de ploeg en zo gingen ze met de ploeg over de trechter. Er werden zo 12 tot 15 granaten
boven geploegd. Vader moest paarden lenen bij andere boeren, maar die hadden ze ook
zelf nodig.
Hierna moest de bevrijding worden gevierd, al was het niet overal feest. Op Stampersgat
waren er oorlogsslachtoffers onder de bevolking. Ons gezin heeft de oorlog gelukkig
zonder slachtoffers overleefd.
Laten wij echter onze gesneuvelde bevrijders nooit vergeten. Zij hebben er voor gezorgd
dat wij weer in een vrij land kunnen leven. Hun namen staan vermeld op het
oorlogsmonument bij de Beemd. Dennis Lee genaamd – een gesneuvelde soldaat – ligt
begraven op het kerkhof op Stampersgat. Er is een straat naar hem vernoemd.
Stampersgat. April 2017
Bernard Musters.

Bevrijd of Niet ?   Een indrukwekkend audio verhaal over het bombardement. Luister het verhaal via onderstaande audio.

 

Dinteloord werd gebombardeerd de dag voor de bevrijding .

 

Gemeenteveldwachter Jaap van Dijke was tijdens de oorlogsjaren gestationeerd in Dinteloord.

 

Jaap was gedurende het grootste gedeelte van zijn werkbare leven gemeente-veldwachter in Dinteloord.

 

´Pliesie van Dijke´

Jaap stond in Dinteloord bekend als de strenge maar rechtvaardige ´pliesie Van Dijke´.

 

Archief

In het archief van het gemeentebestuur van Dinteloord, periode 1811-1950, is de nodige informatie gevonden over veldwachter Jaap van Dijke. De inventarisnummers 2712, 2715, 2716 en 2722 liggen hieraan ten grondslag.

De archieven van de voormalige gemeente Dinteloord worden thans beheerd in het Historisch Centrum Het Markiezenhof te Bergen op Zoom.

De gemeente Dinteloord is in 1997 opgegaan in de gemeente Steenbergen.

 

Sollicitatie

Op 3 april 1936 heeft het gemeentebestuur van Dinteloord een lijst opgemaakt van drie sollicitanten naar de betrekking van veldwachter in de gemeente Dinteloord.

Uit de op 18 juni 1936 door het gemeentebestuur opgemaakte staat van aanbeveling blijkt:

  • dat Jaap korporaal is 3e afdeling Politietroepen te Veghel en aldaar woonachtig
  • dat Jaap in krijgsdienst is geweest
  • dat Jaap goed met vuurwapens kan omgaan
  • dat Jaaps zedelijk gedrag goed is
  • dat Jaaps lichamelijke gesteldheid goed is
  • dat het bedrag van de jaarwedde aan de betrekking van veldwachter verbonden
  1. 1550 bedraagt

 

Aanbeveling tot veldwachter

Op 18 juni 1936 heeft de burgemeester van Dinteloord aan de Commissaris van de Koningin (CdK) van Noord-Brabant te ’s-Hertogenbosch de aanbeveling doen toekomen voor de benoeming van veldwachter, waarop de CdK op 29 juli 1936 heeft besloten om Jaap te benoemen tot veldwachter van de gemeente Dinteloord, in vervolg waarop Jaap op 5 augustus 1936 de eed heeft afgelegd voor de burgemeester van Dinteloord.

 

Op 31 juli 1936 heeft Jaap aan de burgemeester meegedeeld dat hij zijn benoeming tot Gemeente-veldwachter aanneemt en dat door hem ontslag uit de militaire dienst is aangevraagd m.i.v. 15 augustus 1936, op welke datum hij in Dinteloord in dienst kan treden.

 

Benoeming tot veldwachter

De burgemeester heeft vervolgens op 4 augustus 1936 aan Jaap meegedeeld dat hij door de CdK tot Gemeente-veldwachter is benoemd.

Op 17 september 1936 heeft het gemeentebestuur van Dinteloord aan de Minister van Justitie in Den Haag meegedeeld dat Jaap door de CdK tot veldwachter van de gemeente Dinteloord is benoemd. Verder heeft het gemeentebestuur aan de Minister verzocht om Jaap te voorzien van een aanstelling tot onbezoldigd Rijksveldwachter. Uit deze brief blijkt dat Jaap in het bezit is van het politiediploma met aantekening.

Benoeming tot onbezoldigd rijksveldwachter

Op 29 oktober heeft de Minister van Justitie aan de burgemeester van Dinteloord in kennis gebracht dat aan de heer Procureur-Generaal, fungerend Directeur van Politie te ’s-Hertogenbosch, een aanstelling tot onbezoldigd rijksveldwachter is verzonden ter uitreiking aan Jaap.

In de brief van het Kantongerecht Zevenbergen van 3 november 1936 wordt aan de burgemeester van Dinteloord verzocht om aan Jaap mee te delen dat hij is aangesteld tot onbezoldigd rijksambtenaar en dat hij door de kantonrechter als zodanig zal worden beëdigd.

Capitulanten

Uit een brief van de CdK van 7 augustus 1936 aan de gemeentebesturen van Noord-Brabant blijkt:

  • dat door invoering van het capitulantenstelsel (=onderofficieren die na enkele jaren over gingen naar de burgerlijke overheid) alleen militairen en gewezen militairen voor benoeming tot gemeenteveldwachter in aanmerking komen;
  • dat dienstjaren doorgebracht bij de Koninklijke Marechaussee en de Politietroepen (Rijksveldwacht blijft buiten beschouwing) voor de berekening van de jaarwedde als gemeenteveldwachter meetellen maar voor capitulanten, die na augustus 1936 tot gemeenteveldwachter zijn benoemd, zal gelden dat de dienstjaren door hen bij het Rijk (Koninklijke Marechaussee, Politietroepen of bij een ander wapen) doorgebracht niet meer voor periodieke verhogingen in aanmerking zullen worden genomen.

 

Ingevolge de brief van 3 september 1936 van de CdK aan het gemeentebestuur van Dinteloord behoort vorenbedoelde wijziging in de verordening veldwachters niet te gelden voor veldwachter Jaap van Dijke.

 

Huisvesting

Volgens de gegevens uit het bevolkingsregister van Dinteloord over de periode 1910-1943 is Jaap op 12 augustus 1936 in dit bevolkingsregister ingeschreven op het adres B46a, komende vanuit Veghel.

In mei 1947 woonde hij met zijn gezin op het adres Westvoorstraat B 46, vanaf 1 januari 1957 vernieuwd tot Westvoorstraat 38 in Dinteloord. In deze gemeente is zijn dochter Maria in 1956 is gehuwd en overleden, Dinteloord is eveneens de geboorte- en overlijdensplaats van Jaaps schoonzoon Bram Dane. Maria en Bram woonden op het  adres Groene Kruisstraat 33 te Dinteloord.

Veldwachterscursus

Op 10 februari 1937 heeft de burgemeester van Dinteloord aan de Stichting Politievakopleiding van de Nederlandse R.E. Politiebond ‘’St. Michaël’’ te ’s-Hertogenbosch meegedeeld bereid te zijn om het politiepersoneel in de gelegenheid te stellen de veldwachterscursus 1937 voor rekening van de gemeente te volgen, aan welke cursus Jaap heeft deelgenomen.

 

Twee veldwachters

Uit het schrijven van 3 januari 1939 van de burgemeester van Dinteloord aan de heer Kantonrechter te Zevenbergen blijkt dat in de gemeente Dinteloord twee gemeente- en onbezoldigde rijksveldwachters werkzaam zijn.

 

Vervoerbewijs

Op 14 augustus 1940 is door de Burgemeester van Dinteloord aan Jaap een vervoerbewijs verstrekt, strekkende tot kosteloos gebruik van alle openbare vervoermiddelen in Nederland met uitzondering van de Nederlandse Spoorwegen en van huurauto’s en –rijtuigen.

Veldwachterscursus

Op 10 februari 1937 heeft de burgemeester van Dinteloord aan de Stichting Politievakopleiding van de Nederlandse R.E. Politiebond ‘’St. Michaël’’ te ’s-Hertogenbosch meegedeeld bereid te zijn om het politiepersoneel in de gelegenheid te stellen de veldwachterscursus 1937 voor rekening van de gemeente te volgen, aan welke cursus Jaap heeft deelgenomen.

 

Twee veldwachters

Uit het schrijven van 3 januari 1939 van de burgemeester van Dinteloord aan de heer Kantonrechter te Zevenbergen blijkt dat in de gemeente Dinteloord twee gemeente- en onbezoldigde rijksveldwachters werkzaam zijn.

 

Vervoerbewijs

Op 14 augustus 1940 is door de Burgemeester van Dinteloord aan Jaap een vervoerbewijs verstrekt, strekkende tot kosteloos gebruik van alle openbare vervoermiddelen in Nederland met uitzondering van de Nederlandse Spoorwegen en van huurauto’s en –rijtuigen.

Gezondheidstoestand

Uit een brief van 16 mei 1941 van de burgemeester van Dinteloord aan de CdK blijkt dat Jaap wegens een zeer ernstige nierontsteking in een ziekenhuis is opgenomen.

Het ontstaan van gemeente en rijksveldwachters

De veldwachter of ´garde champetre´ verscheen in 1791 op het historische toneel, voor het eerst in Frankrijk. Toen vier jaar later de Fransen het tegenwoordige België en Zeeuws-Vlaanderen bezetten, deed de veldwachter zijn intrede in de door de Fransen bezette Nederlandse gemeenten. Pas in 1810, toen het Koninkrijk Holland door Frankrijk werd geannexeerd, zouden in vrijwel alle Nederlandse plattelandsgemeenten veldwachters worden geïnstalleerd. Ze bleven bestaan tot 1943, toen de Duitse bezetter de veldwacht onderbracht bij de marechaussee.   

 

Ons land kende sinds de Franse tijd gemeente- en rijksveldwachters. De eersten hadden alleen bevoegdheden binnen de eigen gemeente, en daarom waren gemeenteveldwachters vaak tevens aangesteld als onbezoldigd rijksveldwachter.

 

Status voor en na 1930

Vòòr 1930 was de gemeenteveldwachter nauwelijks een professionele politieman. De gemeente vond de functie van veldwachter ook niet erg belangrijk. Hij werd slecht betaald en boezemde waarschijnlijk weinig ontzag in zijn doorgaans versleten uniform.

Vanaf de jaren 1930 trad een zekere professionalisering in. Zo had de veldwachter recht op dertig gulden rijwielvergoeding, vijftig gulden diplomatoelage, honderd gulden uniformgeld, vrije woning en medische behandeling.

 

Uitgebreid takenpakket

De gemeenteveldwachter, die op voordracht van de burgemeester door de Gouverneur van de provincie (vanaf 1851 de commissaris van de Koning) werd benoemd, had een uitgebreid takenpakket. Hij moest waken tegen alle overtredingen op het platteland, zoals het stelen van vee en het vernielen van bomen, veldgewassen en landbouwwerktuigen. Daarnaast moest hij er op toezien dat de wegen, sloten en sluizen in orde waren. Bovendien moest hij controleren of de plaatselijke politieverordeningen door de ingezetenen werden nageleefd.

Opperwachtmeester

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Jaap Opperwachtmeester van het Marechaussee- gewest Eindhoven, groep Oud-Gastel, post Dinteloord, tevens onbezoldigd Rijksveldwachter, aldus blijkt uit een door hem opgemaakt proces-verbaal van een neergestort vliegtuig

 

De rang van Opperwachtmeester bij de rijkspolitie stond gelijk aan die van brigadier, een soort hoofdagent. In zijn tijd hield dit waarschijnlijk in dat hij ook hulpofficier van justitie was zodat hij dus een coördinerende functie had.

 

De status van hulpofficier van justitie hield in dat hij ook opsporingsambtenaar was met enkele strafrechtelijke bevoegdheden: hij kon iemand, die verdacht werd van een delict, in verzekering stellen, dat wil zeggen langer vasthouden om aanvullend onderzoek te doen naar een misdrijf.

 

Jordaanoproer Amsterdam 1934

Jacques’ moeder heeft ooit eens aan hem verteld dat haar vader als agent uit de provincie naar Amsterdam is gestuurd om daar als ME´er avant la lettre het Jordaanoproer (zomer 1934) neer te slaan. Om dit oproer onder controle te krijgen gebruikte men geen Amsterdamse agenten, omdat er anders misschien wraak zou kunnen worden genomen op de bij Jordanese bekende agenten van de hoofdstedelijke hermandad.

1959-1960 Jaap in politie uniform, samen met zijn vrouw en hun kleindochter Jolanda, in de woonkamer en buiten achter het huis Groene Kruisstraat 33, Dinteloord, bewoond door zijn dochter Riet van Dijke en schoonzoon Bram Dane.

Bronnen:

  • Info en fotomateriaal van Jacques Dane & Jolanda Dane
  • Info uit de archieven van de voormalige gemeente Dinteloord, beheerd door het in Bergen op Zoom gevestigde Historisch Centrum Het Markiezenhof
  • Info uit de door uw auteur samengestelde genealogie van het geslacht Van Dijke, waartoe Jacob Marinus van Dijke behoort
  • Info uit publicaties van Albert L. Kort.

. 1933 Jaap in burger, zijn vrouw en dochter Riet.

 

 

 

 

De geallieerde bombardementen op Dinteloord, 4 en 5 november 1944

vertelde op 26 november 2018 om 16:43 uur

In mijn jeugd (ik ben van 1951) werd er niet zo heel veel over de oorlog gesproken. Maar een van de zaken die wel bij mij is blijven hangen, is het feit, dat de zus van mijn moeder aan het einde van de oorlog omgekomen is door een bombardement van de Engelsen. Als kleine kinderen maakten we daarvan: ons tante Pieta is gebombardeerd.

Het was voor mij aanleiding nader uit te gaan zoeken wat dit voor bombardement is geweest. Want voor veel inwoners van Dinteloord is de bevrijding een traumatische ervaring geweest, waar achteraf vooral over gezwegen werd. Op 4 november 1944 doken onverwacht geallieerde jachtbommenwerpers omlaag en bombardeerden het dorp. De dag daarop deden ze dat nog eens dunnetjes over.

L.J. Breure, hoofdonderwijzer van de Mulo in Steenbergen schreef in zijn oorlogsdagboek: Vanmorgen een zware aanval op Dinteloord. Engelse jagers werpen bommen. Een groot deel van het dorp gaat in vlammen op. En dat, terwijl er maar een 50-tal Duitsers zitten, die bovendien op de aftocht zijn. Dit is wel verschrikkelijk en o.i. volmaakt onnodig.

Op 4 november vielen rond half elf ’s morgens 12 Hawker Typhoons van het 266 Squadron drie “observatieposten van de Duitsers in een dorpje” (Dinteloord) aan. Het ging ze om de torens van de gereformeerde kerk aan de Steenbergse Weg, de Nederlands hervormde kerk aan de Westvoorstraat en de rooms-katholieke kerk op de hoek van de Westvoorstraat en de Stoofdijk. Die torens staan nagenoeg in een rechte lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 175 meter. Ze vormen het hart van het dorp.

Als eerste doelwit stortte de gereformeerde kerk in na voltreffers van 16 raketten. In de nabije omgeving exploderen 16 andere. Daarna was de hervormde kerk aan de beurt: 24 raketten. Ook de r.k. kerk wordt met 24 raketten in brand geschoten. De Havenweg wordt met boordmitrailleurs beschoten.

Dan is het nog niet over: twee Poolse Squadrons (302 en 317) krijgen ook toestemming om Dinteloord aan te vallen. Het 302 Squadron dropt twaalf 500-ponders en vierentwintig 250-ponders. De zes toestellen van 317 Squadron komen wat later, tussen 11.40 uur en 13.15 uur, en werpen vier 500-ponders en drie 250-ponders af, waarmee ze het dorp in een waar inferno veranderen. Mensen vluchten in blinde paniek het dorp uit, de velden in.

‘s Nachts blazen de enkele Duitse achterblijvers in Dinteloord nog de watertoren, de restanten van de klokkentoren van de r.k. kerk en de molen op. Maar de volgende ochtend verschijnen er opnieuw geallieerde vliegtuigen boven het dorp: Spitfires van het Franse 341 squadron lossen nu hun bommen en beschieten met hun boordkanonnen de Havenweg en de Molendijk. De dan al aanwezige Britse soldaten waarschuwen de Spitfires rond 9.30 uur met lichtkogels, waarna de aanval stopt.

Als later die dag Canadese grondtroepen het dorp binnentrekken, is de verwelkoming door de bevolking zeer koel. In de dorpskern zijn 85 woningen volledig verwoest (rood) en 65 panden zwaar beschadigd (blauw), de meeste publieke gebouwen van het dorp zijn geraakt. Er zijn 50 tot 55 doden te betreuren, en zo'n 80 gezinnen zijn alles kwijt.

Lees hier het volledige verhaal.